Tussen 1940 en 1945 werden naar schatting 500.000 tot 600.000 Nederlandse mannen en jongens tewerkgesteld in Duitsland. Ze werden opgeroepen voor de Arbeitseinsatz en ingezet in onder meer de landbouw en industrie, ter vervanging van Duitse mannen die in de Wehrmacht dienden. Op zondag 8 oktober 1944 vonden er razzia’s plaats. De Duitse bezetter hield in het gebied tussen het kanaal Wessem-Nederweert, de Noordervaart en de Maas razzia’s, In het zicht van de bevrijding werden ruim 3.000 mannen opgepakt.
In de omgeving van Nederweert waren vooral inwoners van Nederweert-Eind en Leveroy het slachtoffer van deze actie. Mannen uit Nederweert en Budschop bleven buiten schot, behalve als ze die bewuste zondagochtend toevallig in Eind waren. In Eind werden 108 mannen meegenomen, in Leveroy waren dat er 18.
Achteraf is deze deportatie De Grote Kerkrazzia gaan heten, omdat de meeste mannen opgepakt werden bij het verlaten van de hoogmis. Anderen werden thuis van hun bed gelicht. Een aantal mannen vluchtte naar schuilplaatsen in velden en bossen. De regio werd bijna geheel ‘ontmand’. Vrouwen, kinderen en bejaarden bleven vrijwel alleen achter. In het late voorjaar van 1945 keerden de meesten weer terug naar hun zwaar geteisterde, deels in puin geschoten woning. Vijf mannen overleefden de ellende niet en stierven in Duitsland.
Na de oorlog was er weinig erkenning voor het leed van de weggevoerden. “We kregen bij thuiskomst als het ware meteen weer een spade in de hand geduwd met de opdracht erbij: werken en nergens meer aan denken.” Het duurde tot het jaar 2000 voordat deze groep mannen officieel erkenning kreeg als oorlogsslachtoffer.
“Kom niet naar huis,” riepen Sjef en Sjeng Verdonschot uit Nederweert-Eind, “want de Duitsers nemen alle mannen mee. Ze zijn ook op zoek naar jullie.” Harrie Greijmans en Thum Jonkers, die in de buurt van de Banen de koeien aan het melken waren, lieten de beesten in de steek en trokken met zijn allen verder de Banen in om zich hier te verstoppen voor de bezetters. Onderweg waarschuwden ze ook nog Toon Driessen en enkele anderen. Diep in het bos maakten zij een tent van boomtakken en stro en dekten deze af met een zeil. Overdag koeien melken was nu te gevaarlijk, zodat dit ’s morgens en ’s avonds in het donker gebeurde. Toos Greijmans, Marie en Mientje Verdonschot haalden overdag de volle bussen op en brachten deze later op de dag terug, gevuld met eten voor de onderduikers.
Een paar weken nadien, toen er weer een razzia was, is Harrie Greijmans alsnog opgepakt en naar Duitsland gedeporteerd. Niet iedereen in Eind en Leveroy was zo gelukkig om op 8 oktober 1944 de dans te ontspringen. Vele mannen tussen de 16 en 60 jaar moesten mee, weg van huis, werken voor de bezetter in een vreemd land. In Duitsland was namelijk gebrek aan werkers ontstaan op boerderijen en in fabrieken, omdat de Duitse mannen bij de oorlogsvoering waren ingeschakeld of inmiddels waren gesneuveld. Zo hadden de Duitsers het plan opgevat in het gebied tussen het kanaal Wessem-Nederweert, de Noordervaart en de Maas razzia’s te houden. Ruim 3000 mannen werden opgepakt, waarvan verschillenden gestorven zijn in het buitenland.In de omgeving van Nederweert was het vooral de bevolking van Eind en Leveroy die hiermee te maken kreeg. Mannen uit Nederweert-dorp en Budschop bleven buiten schot, behalve als ze die bewuste zondagmorgen toevallig in Eind waren.
Eind lag van 22 september t/m 14 november 1944 in de frontlinie. Doordat het geallieerde leger vanuit België sneller was doorgestoten dan de bedoeling was, liep de aanvoer van materieel en troepen flinke vertraging op. De opmars van de geallieerden stopte daarom bij het kanaal Wessem-Nederweert / Zuid-Willemsvaart. De Duitsers lagen aan de kant van Budschop / Eind, zodat Eind in de frontlinie kwam te liggen. De Duitsers openden met tankgeschut een aanval op de kerktoren van Nederweert, omdat de Engelsen daar een observatiepost hadden ingericht. Engelse patrouilles staken ’s nachts het kanaal Wessem-Nederweert over om het gebied te verkennen, te kijken waar de Duitsers zwakke plekken hadden en waar deze hun granaatwerpers en tanks hadden opgesteld.
Op 8 oktober 1944 vroeg in de morgen hielden de Duitsers in Eind een razzia. Zij kwamen bij de boerderij van Frans van Nieuwenhoven (Kets Frans) waar nogal wat onderduikers zaten. Frans die de deur opende schrok zich rot, de Duitsers zochten de boerderij af en dwongen een tiental mannen mee naar buiten te gaan. Ook They Slegers, die ver weg van de bewoonde wereld woonde, bij ’t Kruis, werd opgepakt. De Duitse soldaten bonsden om een uur of vier ’s morgens bij hem op de deur. Omdat het huisje maar één deur had, was er geen ontkomen meer aan en moest They mee. Tijd voor het meenemen van eten of kleding was er niet. Vrouw en vier kinderen liet hij noodgedwongen achter. Dat zij zwanger was van de vijfde, wist hij op dat moment niet. Alle mannen moesten mee. Bij de kerk van Leveroy en Roggel werd zelfs gewacht tot de H.Mis uit was. Voordat de kerkgangers begrepen wat er aan de hand was, waren ook zij op transport.
Onverwacht kwam in Roggel een Amerikaans vliegtuig over. De Duitsers verwachtten een aanval op hun konvooi en stoven uiteen. Van de verwarring, die volgde, maakten verscheidene opgepakten gebruik om te vluchten. Na afloop van dit incident trok de stoet met de overgeblevenen weer verder. Via het station in Reuver en Venlo ging het in een veewagon naar een opvangkamp in Wuppertal (Duitsland). Hier kregen de gedeporteerden te horen waar ze moesten gaan werken. Sommigen in fabrieken om de Duitse oorlogsindustrie overeind te houden, anderen kregen de opdracht hand- en spandiensten te verrichten voor de Wehrmacht. De overgeblevenen gingen weer de veewagons in per trein naar Hannover, de rit was niet zonder gevaren. Onderweg bestookten de geallieerde vliegtuigen namelijk de treinstellen, omdat er ook oorlogsmaterieel met de wagons meeging. In Hannover was er een soort slavenmarkt, waar de Duitsers, die mankracht nodig hadden, iemand uit konden kiezen.
Leden van de fam. Verheijen kwamen zo op boerderijen terecht. Hoe de oorlog verder verliep wisten ze niet, hoe het er thuis aan toe ging evenmin. In Midden-Limburg wisten de gezinnen ook niet waar hun vaders en zonen waren. Een knagende onzekerheid maakte zich van velen meester. Frans van Nieuwenhoven ging in Hannover opnieuw op transport en belandde zo in de grensplaats Viersen tussen Venlo en Roermond. Vier lange wintermaanden zou hij daar doorbrengen om te werken aan de Westwal. Jan Bongers kreeg werk bij een veebedrijf in het Ruhrgebied. Toontje Linders moest in Viersen diepe, brede tankgrachten graven. Tot op vastenavond zondag de stad Viersen een zwaar bombardement te verduren kreeg, waarbij 270 doden vielen. Toen kregen de dwangarbeiders de opdracht de stad in te gaan om puin te ruimen en de doden te bergen. Na 27 februari moesten ze dicht bij het front schuttersputten graven, terwijl de granaten op korte afstand van hen insloegen.
Frans en vele anderen werden vervolgens afgevoerd naar kamp Lintorf, waar voor hen een slechte tijd aanbrak. Ze leden er honger en ziekten zoals tyfus braken uit. Harrie Nies en Maan Geurts overleefden dit alles echter niet, zij stierven in het zicht van de bevrijding. Op 18 maart probeerde Frans te ontsnappen, maar hij liep bij de Rijn in een hinderlaag. Samen met Lei Vaes en twee andere mannen werd hij tegen een muur gezet om te worden doodgeschoten. Net op dat moment kwamen ze onder vuur te liggen van de geallieerden. De Duitsers liepen weg, voerden het vonnis niet uit, zodat allen met de schrik vrij kwamen. They Slegers, die bij een boer werkte, kon zich redelijk goed voorzien in zijn eerste levensbehoefte. Hij kreeg in de wintertijd echter problemen met de kleding. Deze was versleten of kapot gewassen en They moest iets anders krijgen. De oplossing was: jutezakken met hierin openingen voor hoofd en armen. Het bijna ondraaglijke schuren op de huid nam hij maar op de koop toe, evenals het dagelijkse snauwen van de Duitser die de leiding had en met zijn houten been geregeld schoppen uitdeelde richting Russische dwangarbeiders, waarmee hij blijkbaar nog iets te vereffenen had.
Langzaam maar zeker kwam ook voor de vele gedeporteerden die nog leefden, de bevrijding naderbij. Harrie Greymans (18 jaar oud), die in het Roergebied verbleef, is na de overgave van het Duitse Rijnleger door de Engelsen bevrijd. Enige tijd later is hij op een vrachtwagen geladen en in Roermond bij een arts terecht gekomen die hem keurde op eventuele ziektes. 15 mei 1945 stapte hij zonder angst weer zijn ouderlijk huis binnen, waar hij gelukkig ook zijn vader aantrof, die in de buurt van Hannover was geweest. Toontje Linders arriveerde na de bevrijding in het patersklooster te Vlodrop, waar hij werd ontluisd en goed te eten kreeg. Na zeven zware maanden bracht een legerwagen hem op 28 april tot zijn grote vreugde weer naar huis. Ook Frans van Nieuwenhoven kreeg net als de anderen te maken met de strenge instructies voor de thuiskomers. Zo had hij bijvoorbeeld, door honger gedreven, voedsel gegeten dat een tyfuslijder had laten staan en mocht hij bij aankomst thuis niemand aanraken. Hij moest zich grondig wassen en ontsmetten. De kleren die hij droeg werden onmiddellijk verbrand. Hierna verbleef hij thuis nog veertien dagen in quarantaine en sliep al die tijd in een aparte kamer. Tjeu Greymans (51 jaar), de vader van Harrie, kwam na veel omzwervingen vanuit Hannover 4 mei 1945, op de dag van de capitulatie van Duitsland, rond het middaguur op zijn boerderij in Eind aan. Ondanks de oorlogsellende, het verlies van zijn zoon en de kapot geschoten boerderij, was hij uitermate blij, dat hij gezond en wel weer thuis was.
They Slegers kon pas in de zomer van 1945 uit Noord-Duitsland weg, omdat
dit gebied pas op het laatst werd bevrijd. Ruim negen maanden heeft het
geduurd, voordat They aan de terugtocht kon beginnen richting Eind. Lopend of
met de trein, terwijl hij almaar niet wist wat zich thuis al die tijd had
afgespeld. Bij zijn aankomst in Eind liep zijn oudste dochter, die inmiddels al
vijf jaar was, van schrik naar binnen, omdat ze haar vader niet herkende door
zijn ongeschoren gezicht en gehavende kleding. Tot zijn grote vreugde trof hij
er zijn voltallig gezin aan met zelfs een pasgeborene erbij, waarvan hij al die
tijd geen weet had gehad.
20 jaar later heeft de familie Greijmans een bezoek gebracht aan de boerderij in de buurt van Hannover. Er was niemand aanwezig en de buurtbewoners konden ook niet vertellen wat er met de toenmalige eigenaren was gebeurd. Ook Toontje Linders is naar “zijn” boerderij teruggegaan, ontmoette er opnieuw de bewoners en had er nog lang een goed contact mee. Anderen hebben het niet aangedurfd om terug te keren of hadden er helemaal geen behoefte meer aan. Iedereen heeft zo op zijn eigen manier geprobeerd het hem aangedane leed te verwerken.
Met dank voor de aantekeningen van de families: Greymans, Linders, Slegers, en Van Nieuwenhoven.
Geschreven door Jos Gubbels,